Transitievergoeding, vakantiegeld en vakantiedagen niet betaald

In een recente rechtszaak bij de Rechtbank Midden-Nederland kwam een verkoopmedewerker, die we hier “verzoeker” zullen noemen, in conflict met zijn voormalige werkgever, “verweerster” B.V. Het ging hierbij om een aantal betalingen die de werknemer na het einde van zijn dienstverband had verwacht, maar nooit ontvangen had. Dit leidde tot een juridische procedure, waarbij de werknemer zijn recht zocht op onder andere een transitievergoeding, vakantiegeld en vergoeding voor niet-genoten vakantiedagen.

De situatie van verzoeker

Verzoeker begon op 1 september 2022 met zijn baan als verkoopmedewerker bij verweerster. Zijn arbeidsovereenkomst liep van rechtswege af op 31 maart 2024. Normaal gesproken verwacht een werknemer in zo’n situatie een nette afwikkeling van de laatste betalingen: een transitievergoeding (als compensatie voor het verlies van werk), het vakantiegeld en de uitbetaling van eventuele niet-opgenomen vakantiedagen. Maar tot verzoekers verbazing bleven deze betalingen uit.

In de hoop alsnog te krijgen waar hij recht op had, diende verzoeker op 27 mei 2024 een officieel verzoekschrift in bij de rechtbank. Hij claimde de bedragen waar hij naar zijn mening recht op had, zoals de transitievergoeding van € 627,56, € 1.272 aan vakantiegeld en € 1.221,63 voor de niet-genoten vakantiedagen.

De gang naar de rechtbank

De zaak leek aanvankelijk eenvoudig, maar kende wat vertragingen. Op 5 juli 2024 stond de eerste mondelinge behandeling gepland. Verzoeker was aanwezig, samen met zijn juridisch adviseur. Echter, van de kant van verweerster verscheen niemand. Het was op dat moment niet helemaal duidelijk of de werkgever de oproep had ontvangen. De rechtbank besloot daarom een nieuwe zitting te plannen, maar dit keer moest de oproep via een deurwaarder aan verweerster worden betekend.

Op 20 september 2024 vond de tweede zitting plaats. Dit keer was er geen twijfel mogelijk: de oproep en een aangepast verzoekschrift waren via de deurwaarder aan verweerster afgeleverd. Maar opnieuw verscheen er niemand namens de werkgever. De kantonrechter besloot daarom om de zaak te beoordelen op basis van de stukken die voorhanden waren.

De vorderingen van verzoeker

Verzoeker eiste een aantal betalingen die volgens hem nog openstonden. Allereerst ging het om de transitievergoeding van € 627,56. De wet geeft aan dat werknemers bij het einde van hun dienstverband recht hebben op deze vergoeding, tenzij er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen door de werknemer. Omdat hiervan geen sprake was, werd deze vergoeding toegekend.

Daarnaast vroeg verzoeker om uitbetaling van het vakantiegeld en de niet-genoten vakantiedagen. In totaal ging het om € 1.272 aan vakantiegeld en € 1.221,63 voor de niet-genoten vakantiedagen. Ook deze bedragen werden toegewezen, omdat verweerster de vorderingen niet had betwist.

Tot slot vroeg verzoeker om € 500 voor de buitengerechtelijke incassokosten, omdat hij door het niet reageren van zijn voormalige werkgever kosten had moeten maken om zijn geld te krijgen. Ook dit bedrag werd door de rechter toegekend.

Het oordeel van de rechter

De kantonrechter gaf uiteindelijk in alle opzichten gelijk aan verzoeker. Verweerster werd veroordeeld tot het betalen van de gevraagde bedragen, waaronder de transitievergoeding, het vakantiegeld en de vergoeding voor niet-genoten vakantiedagen. De rechter bepaalde bovendien dat deze bedragen verhoogd moesten worden met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2024, de datum waarop het dienstverband eindigde. Daarnaast werd een wettelijke verhoging van maximaal 50% toegekend voor het vakantiegeld en de niet-genoten vakantiedagen, vanwege het te laat betalen van deze bedragen.

Maar daarmee was het niet klaar. Verweerster moest ook een salarisspecificatie verstrekken, waarin de betaling van deze bedragen werd opgenomen, en werd veroordeeld tot het betalen van de proceskosten die door verzoeker waren gemaakt, in totaal € 1.174,05.

Een belangrijke les voor werkgevers

Deze uitspraak laat duidelijk zien hoe belangrijk het is voor werkgevers om hun verplichtingen na te komen bij het beëindigen van een dienstverband. Het niet betalen van vergoedingen zoals de transitievergoeding, vakantiegeld en vakantiedagen kan niet alleen leiden tot juridische procedures, maar ook tot extra kosten zoals wettelijke rente, verhogingen en proceskosten.